Een
paar dagen nadat Antje (81) te horen had gekregen dat ze ongeneeslijk
ziek was, zat ze samen met haar man Willem (79) in de spreekkamer van
hun huisarts. Plompverloren zei Willem: ‘Wij willen samen euthanasie.’
Ze zagen de schrik in de ogen van de huisarts, hoorden haar stamelen dat
ze ‘dat niet kon maken’. Terugkijkend zegt Willem: ‘Ik begrijp onze
huisarts wel. Zij moet zich gewoon aan de wet houden. Mijn vrouw Antje
kan waarschijnlijk euthanasie krijgen, maar ik ben er fysiek nog te goed
voor.’
Antje
hoorde twee maanden geleden dat ze acute leukemie heeft. ‘Hoelang ik
nog heb, durft de arts niet te voorspellen’, zegt ze. ‘Nu gaat het
redelijk, maar dat kan elk moment omslaan.’ Sinds de fatale diagnose is
Willem vastberaden. ‘Als Antje verdwijnt, ga ik met haar mee.’ Antje
weet het ook zeker: ‘Wij willen samen sterven.’
Onafscheidelijk
Willem
en Antje (niet hun echte namen) vertellen hun relaas in de woonkamer
van hun vrijstaande woning in een groene wijk. Ze leunen allebei
achterover in een comfortabele stoel met rug- en neksteun. Als er een
vraag gesteld wordt, antwoordt de een soms voor de ander. Antje serveert
kokosmakronen en zet een apart kannetje met melk bij de koffie neer. Op
een bijzettafeltje staan foto’s van hun twee kinderen en twee
kleinkinderen.
Sinds
Willem zijn vrouw zestig jaar geleden ‘ten dans vroeg op een dansavond
ter stede’, zijn de twee onafscheidelijk. Tot aan hun pensioen runden ze
samen een kledingwinkel. Antje: ‘Ik stond voor in de winkel, Willem was
achter in het kantoor.’ Willem: ‘Onze levens zijn volledig met elkaar
verweven.’
Sinds
Willem een hersenbloeding kreeg, komt hij soms niet meteen op de juiste
woorden. Ook heeft hij een oogziekte, waardoor hij steeds minder ziet.
Antje: ‘Dan fietst hij voor me uit en roep ik: ‘Willem, er staat een
paaltje!’ Maar Willem ziet niets aankomen.’ Willem: ‘Ik ben sterk
afhankelijk van Antje. Als zij overlijdt, moet ik naar een verpleeghuis
en dat zie ik niet zitten.’
Antje
lachend: ‘Hier wordt hij op zijn wenken bediend. Wil je nog een kopje
koffie?’ Willem: ‘Wassen draaien en de tuin onderhouden; ik zie het
mezelf niet meer doen. Door de hersenbloeding ben ik langzamer
geworden.’ Antje: ‘Je doet het gewoon niet.’ Willem: ‘Ik kan het niet.’
Inmiddels
heeft Willem voor zichzelf en Antje een euthanasieverzoek bij de
Levenseindekliniek ingediend. Dit is een medische instelling die
euthanasieverzoeken ontvangt van mensen die geen medewerking krijgen van
hun (huis)arts. ‘Maar zij moeten zich net zo goed aan alle wettelijke
eisen houden. Mijn verzoek kunnen ze waarschijnlijk niet honoreren. Ik
zie het somber in.’
Eenzaam
Het
besluit om samen met zijn vrouw uit het leven te stappen, kwam niet uit
de lucht vallen. Willem: ‘Mijn vader heeft na de dood van mijn moeder
nog zes jaar geleefd. We gingen elke week bij hem langs, maar hij voelde
zich verschrikkelijk eenzaam. Ik zie mijn vader nog als een geslagen
hond voor het raam van zijn flatje staan als hij ons uitzwaaide. Toen
zeiden wij al tegen elkaar: dit gaat ons nooit overkomen.’
Antje:
‘Toen onze ouders stierven, hadden ze daar de leeftijd voor. En nu zijn
wij aan de beurt.’ Willem: ‘Daar groei je naartoe. Veel vrienden en
kennissen zijn al overleden. Onze contacten verdwijnen.’ Antje: ‘We
hebben een mooi leven gehad.’ Willem: ‘Ons leven is voltooid.’
De
caravan waarmee ze vaak op vakantie gingen, werd kortgeleden verkocht.
Willem: ‘Ik mag er niet meer mee rijden, omdat mijn ogen te slecht
zijn.’ Antje: ‘Met de caravan hebben we mooie reizen gemaakt naar
Corsica, Ierland, Griekenland en Turkije. We gingen naar concerten,
films en toneel. Dat doen we allemaal niet meer.’ Willem: ‘Het
interesseert ons niet zo meer.’
Willem
wijst naar het bijzettafeltje met familiefoto’s. Op een van de foto’s
spelen twee vrolijke jochies met emmertjes en een schep op het strand.
Willem: ‘Dat zijn onze kleinkinderen. Ze zijn 3 en 5 jaar. We zijn laat
opa en oma geworden. Mijn zoon was bijna 50 toen hij kinderen kreeg.’
Antje: ‘Het zijn leuke kinderen, we zijn er heel blij mee.’ Zijn hun
kinderen en kleinkinderen geen reden om door te gaan met leven? Willem:
‘Ze geven ons veel levenslust, maar voor hen alleen blijven leven: nee.’
Met
hun dochter en zoon bespraken ze door de jaren heen meerdere malen hun
voorgenomen, gezamenlijke doodswens. Willem: ‘Ze vinden het moeilijk,
maar begrijpen het in onze situatie wel.’
De
zoon en dochter van Willem en Antje wonen in andere delen van het land.
Antje: ‘Mijn dochter zei laatst: ‘Ik wil graag twee keer in de week
langskomen.’ Ik vroeg: ‘Waarom?’ Zij reageerde: ‘Omdat het leuk is. Dat
is toch goed?’ Ik zei: ‘Je moet niet langskomen alleen omdat ik hier
zit. Jij hoort in Enschede, ik hoor hier.’ Dat viel niet in goede
aarde.’ Willem: ‘Wij laten onze kinderen zo vrij mogelijk en willen hen
niet te veel belasten.’
Autonomie
Ouders
die hun kinderen niet willen belasten: het klinkt Mariska (47) en Ben
Ederveen (45) bekend in de oren. Ook zij wilden hun ouders graag
ondersteunen. ‘Maar dat lieten ze niet altijd toe’, vertelt Mariska. ‘Ze
wilden hun autonomie behouden. Afhankelijk zijn van andere mensen was
voor hen geen leven.’
De
ouders van Ben en Mariska, Theo en Coby Ederveen (destijds 75 en 71),
maakten op zaterdag 2 juni 2018 samen een eind aan hun leven.
Ben,
administrateur, en Mariska, docent in het voortgezet onderwijs, doen
hun verhaal in de woonkamer van Mariska’s rijtjeshuis. Op tafel liggen
familiefoto’s die Mariska een voor een door haar handen laat glijden.
Foto’s van haar lachende ouders tijdens vakanties met het gezin.
Mariska: ‘Het waren echte levensgenieters.’ Zwart-witbeelden van hun
trotse vader met zijn brommer en hun moeder met vlinderbril. Mariska:
‘Dit was begin jaren zestig. Ze hadden elkaar net ontmoet. Hij was 20,
zij 16. Ze hebben nooit een andere relatie gehad dan met elkaar.’
Ook
op tafel: een map met papieren die hun ouders achterlieten. A4’tjes met
daarop de wensen voor de uitvaart, de tekst voor de rouwkaart en een
handgeschreven brief voor de politie. ‘In die brief staat dat mijn
ouders alles zelf hebben georganiseerd en uitgevoerd’, zegt Ben. ‘Op die
manier wilden ze een onderzoek naar een misdrijf voorkomen.’
Ben
leest voor: ‘We willen niet afhankelijk zijn van de artsen, die zich
via de euthanasiewetgeving goed hebben ingedekt en in feite mogen
beslissen of wij wel voldoende lijden. We hebben een middel gekocht
(...), en wel een hoeveelheid die voldoende is om ons leven te
beëindigen. Mijn man kan zonder mij niet verder. Ik wil zonder hem niet
verder.’
De
ouders van Ben en Mariska kampten jarenlang met fysieke klachten.
Mariska: ‘Mijn moeder had een ernstige vorm van suikerziekte, die haar
lichaam kapotmaakte. Ze had pijn in haar voeten, kreeg hartklachten, was
snel moe en werd langzaam blind.’
Hun
vader was haar mantelzorger. Hij deed alles wat inspanning kostte:
stofzuigen, de wasmand tillen, de vuilnisbak buitenzetten. Ben: ‘Maar
toen hij anderhalf jaar geleden voor de tweede keer een herseninfarct
kreeg, kon dat niet meer. Hij werd halfzijdig verlamd en kon nauwelijks
meer lopen. Alles wat hij graag deed, zoals klussen, fietsen en zwemmen
in de zee, kon niet meer. Hij werd depressief.’ Mariska: ‘Mijn moeder
werd toen zijn mantelzorger, terwijl ze dat fysiek niet aankon.’
Ben:
‘Als je per se zelfstandig wilt zijn en nauwelijks hulp aanvaardt,
draait elke dag om huishoudelijke zaken. Dan moet je ’s ochtends rust
houden om ’s middags de was te kunnen doen. Hun wereld werd steeds
kleiner.’ Mariska: ‘Ze raakten fysiek en mentaal uitgeput. De dag
doorkomen werd een worsteling.’
En
er speelde meer mee. ‘Mijn ouders waren gefrustreerd over de in hun
ogen tekortschietende zorg en de hoge eigen bijdrage. Het spaargeld
raakte op. En wat er drie jaar geleden echt inhakte, was het overlijden
van ons zusje, de jongste dochter van mijn ouders. Met alle ziekte en
ellende konden ze elk vorm van steun goed gebruiken, maar buiten de
kinderen kwamen er nog maar weinig mensen langs. Daar waren ze boos en
verdrietig over.’
Ongelukkig
Het
plan om samen te sterven ontstond kort na het tweede herseninfarct van
hun vader. Ben: ‘Mijn vader was ten einde raad en zei: ‘Ik wil niet meer
verder leven. Als het moet, spring ik van een brug.’ Mijn moeder
reageerde: ‘Als jij niet meer wilt leven, help ik je en ga ik met je
mee.’’ Mariska: ‘In die periode zat mijn vader tijdelijk in een
verpleeghuis. Mijn ouders misten elkaar en beseften dat ze zonder elkaar
ongelukkig waren.’
Natuurlijk,
de kinderen schrokken enorm toen hun ouders voor het eerst over hun
doodswens vertelden. Met name Ben sprak er meerdere malen uitgebreid met
zijn ouders over. ‘Daardoor weten we goed hoe ze tot deze beslissing
zijn gekomen en hoe ze het hebben georganiseerd. We respecteren hun
keuze.’
Mariska:
‘Mijn moeder vroeg weleens: ‘Wat vind je ervan als je vader en ik er
samen uitstappen?’ Ik zei: ‘Dat vind ik mooi. Jullie zijn al heel lang
samen. Het lijkt me verschrikkelijk als je alleen door moet.’’ Het enige
wat de ouders van Ben en Mariska niet met hen doornamen, was het moment
waarop ze samen uit het leven zouden stappen en hoe ze afscheid zouden
nemen.’ Ben: ‘Waarom dat niet aan de orde kwam, weten we niet. Misschien
vonden ze het moeilijk of hadden ze het later nog willen bespreken.’
Toen
de kinderen een paar dagen geen contact met hun ouders kregen, ging Ben
naar de woning. In het bed van de slaapkamer trof hij zijn overleden
ouders aan. Hun lichamen waren in lichte staat van ontbinding. ‘Ik heb
meteen gedaan wat ik met mijn moeder had besproken: hun lichamen niet
aanraken, het huis gelijk verlaten en de politie bellen.’
Naast
het verdriet en het organiseren van de uitvaart zaten Ben en Mariska
vol vragen. Waarom hadden hun ouders niet van tevoren gebeld? Wat was er
precies gebeurd? Nadat de politie het huis had vrijgegeven, ging de
familie op onderzoek uit. Ben: ‘Op vrijdag 1 juni om vijf voor twaalf ’s
avonds had mijn moeder nog een mail gestuurd om een ruimte voor hun
50-jarig huwelijksfeest te reserveren. Op dat moment was er dus niets
aan de hand. Maar de volgende ochtend is de krant
niet van de mat gepakt. In de tussentijd moet er iets zijn gebeurd, een noodsituatie.’
Toen
Ben zijn moeder in de slaapkamer vond, lag ze in haar nachtjapon onder
het dekbed. ‘Ik weet dus dat ze die bewuste nacht niet meer haar bed is
uitgekomen. Mijn vader wel. Hij lag in zijn spijkerbroek en T-shirt op
de opengeslagen kant van het dekbed, met de handen gevouwen op zijn
buik.’
Ze
vermoeden dat hun moeder onwel is geworden en dat hun ouders vrij
plotseling besloten dat dit het moment was waarop het moest gebeuren.
Mariska: ‘Het klaarzetten van de kommetjes, de lepeltjes waarmee het
middel door de vla ging: ze hadden het hele ritueel samen meerdere keren
geoefend.’
Ben: ‘Mijn vader moet op zijn trippelstoel (stoel op wieltjes voor mensen met mobiliteitsproblemen, red.),
waarmee hij zich met een voet voortbewoog, naar de keuken zijn gegaan.
We weten vrijwel zeker dat hij eerst mijn moeder heeft geholpen met het
innemen van het middel en naast haar heeft gewacht totdat ze stierf.’
Volgens de schouwarts is hun moeder inderdaad als eerste door het middel
gestorven. Ben: ‘Mijn vader heeft het waarschijnlijk in de keuken
ingenomen en de kommetjes afgespoeld. Die stonden netjes te drogen op
het aanrecht.’
Mooie gedachte
Ben
heeft geen last van het beeld dat hij zag toen hij zijn ouders dood
aantrof. ‘Ik heb met mijn eigen ogen gezien dat ze er rustig bij lagen
en dat het was gegaan zoals ze wilden. De politie gaf ook aan dat ze
geen enkel spoor van dwang hebben aangetroffen. Zelfs als er een lepel
in de mond van mijn moeder geduwd was, hadden ze dat kunnen zien.’
Mariska: ‘Het klinkt misschien luguber, maar mijn ouders lagen een paar
dagen op een natuurlijke manier samen opgebaard. Ik vind dat een mooie
gedachte.’
De
kinderen zien de gezamenlijke zelfdoding van hun ouders als een daad
van liefde. Mariska: ‘Honderd procent. Toen mijn vader na zijn
herseninfarct zijn doodswens uitsprak, heeft mijn moeder het voor hem
georganiseerd, zodat hij op een waardige manier kon sterven.’ Ben: ‘Mijn
vader deed vervolgens wat er op dat moment van hem gevraagd werd: zijn
vrouw helpen te sterven. Hiermee gaf hij haar eindelijk de rust die ze
wenste. Wat mijn ouders hebben gedaan, vind ik het meest liefdevolle en
romantische dat je kunt doen.’
Ja,
Mariska had graag afscheid van haar ouders willen nemen. ‘Maar ik ben
opgelucht dat ze uit hun lijden zijn verlost. Ik heb er vrede mee.’ Ben
voelt trots. ‘Er is kracht en moed voor nodig om dit te doen.’ Mariska
vult aan: ‘Je moet echt een heldere geest hebben om dit te organiseren.
Het is helemaal niet eenvoudig. Je moet vechten om waardig te mogen
sterven.’
Willem
weet daar alles van. Via via heeft hij begrepen dat er in het
buitenland een veilig middel te bestellen is. ‘Maar de distributie
daarvan ligt eventjes stil’, weet hij. Het bezorgt hem stress. ‘Ik heb
pas rust als Antje en ik een dodelijk middel in huis hebben.’ Het
overzicht is hij al een tijdje kwijt. ‘Op internet is zo veel informatie
over zelfdoding te vinden, dat het kaf niet meer van het koren te
scheiden is.’
Antje
kijkt verbaasd op. ‘Hij vertelt me niet wat hij allemaal op het
internet zoekt.’ Willem: ‘Als ik er niet was, zat Antje nog steeds in
die stoel. Ze laat het allemaal over zich heen komen.’ Antje: ‘Ik denk
er wel aan, maar wil er tegelijkertijd niet aan denken. Als het mijn
tijd is, dan is het zover en dan hoop ik dat ik niet alleen ben.’ Willem
vastbesloten: ‘Daarvoor moeten we maatregelen treffen.’ Antje: ‘Dat kan
wel wezen, maar dat moet je zelf doen en dat ben je ook van plan, en
daar vertrouw ik op. Wil je nog een kopje koffie, Willem?’
Een kwestie van politiek en godsdienst
Voor
Willem moet het niet te lang meer duren. ‘Als Antje vanavond dood
neervalt, om het maar even cru te zeggen, blijf ik over. Ik ben dan wel
van plan om er een smeertroep van te maken. Dan moet ik mijn polsen
doorsnijden, ik noem maar wat.’
Willem,
nu kwaad: ‘Dat wij er niet uit mogen, is bijna misdadig. Het is een
kwestie van politiek en godsdienst. We leven in een puriteins landje.’
Antje: ‘Het is toch te gek voor woorden dat wij er niet op een waardige
manier uit mogen? Wat moet je met al die ouwe mensen?’ Willem: ‘We nemen
nauwelijks meer deel aan de maatschappij. Na ons pensioen hebben we ons
vooral op elkaar gericht.’
Is
samen sterven voor hen een ultieme daad van liefde? Willem en Antje
zijn even een paar seconden stil. Dan geven ze los van elkaar en
tegelijkertijd antwoord: ‘Nee.’ Willem: ‘Het zijn vooral praktische
overwegingen. Zonder Antje red ik me niet.’ Antje: ‘De liefde en
romantiek zijn er wel, ook bij de beslissing om samen te sterven, maar
het is zo vanzelfsprekend dat we er nauwelijks bij nadenken.’ Willem:
‘Wij zijn samen één en zonder de een blijft de helft over.’
‘Het kan een vlucht naar voren zijn’
Deskundigen duiden het thema samen sterven: ‘Voor je het weet, gijzel je elkaar in je liefdesafspraak’.
‘In de samenleving hoor je regelmatig geluiden dat het prachtig is als
mensen gezamenlijk uit het leven stappen, maar ik vind dat je daar heel
voorzichtig mee moet zijn’, zegt Els van Wijngaarden, onderzoeker aan de
Universiteit voor Humanistiek. ‘Zeker als het gaat om mensen die
allerlei kwetsuren en problemen hebben die ze misschien niet meer kunnen
oplossen. Samen sterven kan ook een vlucht naar voren zijn, een
wanhopige poging om naderende tragiek het hoofd te bieden.’
Van Wijngaarden deed jarenlang promotieonderzoek naar ouderen die hun
leven als voltooid beschouwen en zelf willen bepalen wanneer zij
sterven. Hiervoor sprak ze uitvoerig met 25 ouderen. Bij een van de
diepte-interviews die ze afnam, ging het om een echtpaar dat samen wilde
sterven. ‘Deze casus heb ik tot op het bot uitgediept en uitgewerkt in
een wetenschappelijke casestudy.’
In de gesprekken die Van Wijngaarden voerde, kwamen vaak dezelfde motieven voorbij. ‘Mensen vertelden me over lichamelijke en geestelijke vermoeidheid, het gevoel dat je niet meer meetelt in de maatschappij, eenzaamheid, en de angst om de autonomie te verliezen – ook omdat sommige mensen bang zijn dat de zorg die ze later mogelijk nodig hebben, tekortschiet. Verder hoorde ik over het onvermogen jezelf te uiten op een manier die je zo dierbaar was, waardoor je het gevoel hebt niet langer jezelf te zijn. Al deze redenen kunnen ook meespelen bij mensen die samen willen sterven.’
Ook Saskia Teunisse en Henk Geertsema zien dat doodswensen om heel uiteenlopende redenen ontstaan. Als psychologen met expertise in de zorgverlening aan ouderen zijn ze vertrouwd met oudere mensen die kampen met een doodswens. Teunisse en Geertsema zijn medeauteurs van het boek Klaar met leven?, waarin het thema ouderen en levenseinde in een psychologisch perspectief wordt geplaatst. Geertsema was tot voor kort voorzitter van de Bestuurscommissie Ethische Zaken van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Teunisse ontwikkelde bij de sectie ouderenpsychologie mede de visie van het NIP op het thema voltooid leven. Ze benadrukken dat ze niet op de individuele casussen uit dit artikel kunnen ingaan en alleen in algemene zin en vanuit hun professie het onderwerp ‘samen sterven’ willen duiden.
Geertsema: ‘Als je doodswensen wilt begrijpen, zijn een open blik en nuancering belangrijk.’ Teunisse: ‘Als mensen bijvoorbeeld hun partner gaan verliezen, is het voorstelbaar dat de vraag opkomt: hoe moet ik verder? Zeker als mensen een leven lang hebben samengeleefd, kunnen ze zich soms geen toekomstbeeld zonder de ander voorstellen. Mensen die dreigen alleen achter te blijven, kunnen daarover angstig worden en gaan denken dat het leven voor hen geen zin meer heeft.’
Bij het inzichtelijk krijgen van de motieven voor een gezamenlijke doodswens wordt het volgens de psychologen nog ingewikkelder. Geertsema: ‘De liefde is waarschijnlijk slechts een van de motieven. Bovendien zijn de motieven die twee mensen hebben nooit honderd procent hetzelfde. Voor de een kan de onafwendbare dood een belangrijk motief zijn, voor de ander de angst om de ander te verliezen en het anticiperen op eenzaamheid, pijn en een rouwproces. Dan heb je het alleen nog maar over het vertrekpunt tot deze beslissing. De beslissing tot een dergelijke stap is altijd gecompliceerd.’
Bij mensen die stappen nemen om samen te sterven, ligt volgens de psychologen beïnvloeding altijd op de loer. ‘Veel beïnvloeding vindt op een onbewust niveau plaats’, zegt Teunisse. ‘Als de een gaat overlijden vanwege ziekte en de ander zich hardop afvraagt hoe hij nu alleen verder moet, kan er op verschillende manieren worden gereageerd. Zeg je dan tegen je partner dat hij dat best kan? Of geef je aan dat jij ook niet weet of hij dat wel kan?’
Geertsema: ‘We zien onszelf graag als autonome mensen die zelfstandig beslissingen nemen, maar in een relatie is altijd sprake van wederkerige afhankelijkheid en beïnvloeding. In iedere relatie speelt macht een rol. De een neemt beslissingen op het ene terrein, de ander is weer verantwoordelijk voor een ander terrein.’
Wat het samen sterven volgens onderzoeker Van Wijngaarden vooral ingewikkeld maakt, is het bepalen van het juiste moment waarop de gezamenlijke doodswens wordt uitgevoerd. ‘Zo’n beslissing, met alle emoties en angsten die daarbij horen, is al moeilijk voor een individu, laat staan voor twee individuen die samen een relatie hebben en de keuze op elkaar moeten afstemmen. Misschien wil de een sneller dan de ander sterven. Misschien heeft de een nog meer emotionele binding met de kinderen. Bovendien kan ook de houding en mening van de kinderen een rol spelen. Voor de kinderen kan zo’n proces overigens heel belastend zijn.’
Volgens Van Wijngaarden ontstaat er al snel een relationele dynamiek, waarin de een druk uitoefent op de ander. ‘Wat als mooi idee begon en mogelijk uit liefde ontstond, kan minder fraai eindigen. Voor je het weet, heb je elkaar gegijzeld in je zogenoemde liefdesafspraak. Ik heb dat letterlijk gehoord bij de casus die ik heb uitgediept.’