‘Heroïne is een zacht kussentje tussen mij en de harde werkelijkheid’
Ze gebruikten heroïne in de jaren zeventig en kwamen er tot de dag van vandaag niet vanaf. Hoe verliep hun leven? Drie verslaafden (70-plus) kijken terug.
Fotografie: Marc Driessen
JULIUS KOWSOLEEA
Geboren: Paramaribo, 1946 Opleiding: Hogere Technische School Woonplek: HVO-Querido in Amsterdam Zuidoost Drugs: Begon
midden jaren zestig te experimenteren met marihuana, opium en speed.
Nam begin jaren zeventig voor het eerst cocaïne. Maakte in 1975 kennis
met het roken van heroïne en raakte in de loop van de jaren tachtig
verslaafd aan zowel heroïne (spuiten) als cocaïne (roken). Zit sinds
2014 in een programma voor medicinale heroïneverstrekking van de GGD,
waar hij ook methadon krijgt. Rookt daarnaast geregeld cocaïne.
Voor zijn shot heroïne steekt Julius Kowsoleea (70) dagelijks om tien
uur 's ochtends het fietspad over, de scheidslijn tussen de
heroïneverstrekking van de GGD en zijn woonplek, een instelling voor
verslaafde thuislozen in Amsterdam Zuidoost. In een witte
gebruikersruimte, met één stoel, tafel en wasbak, zet hij de zojuist
overhandigde schone naald altijd op dezelfde plek: zijn kuit. Een
kwartier later is hij weer aan de andere kant van het fietspad - terug
op zijn kamer.
Percussionist
Kowsoleea rookte in 1975 voor het eerst heroïne tijdens de pauze van een
optreden in de Citadel, een Amsterdamse nachtclub vlakbij het
Leidseplein. ‘Een of ander onderwereldfiguur liep de kleedkamer binnen
en vroeg of we wat nodig hadden. Dat gebeurde wel vaker. Het was een
Surinaamse jongen, gekleed volgens de mode van die tijd: een pak met
wijde pijpen, hoge schoenen met blokhakken en een vilten hoed. Ik dacht
aan een snuif cocaïne, maar die jongen bood me een sigaret met heroïne
aan.’ Na een paar trekjes sprintte Kowsoleea kotsmisselijk naar het
toilet. De volgende set zat hij in zichzelf gekeerd op het podium. ‘In
eerste instantie sloeg heroïne bij mij niet zo aan.’
Kowsoleea,
die opgroeide in Paramaribo, kwam midden jaren zestig naar Amsterdam.
Hij ging mee met z'n moeder, die voor kanker in het Antoni van
Leeuwenhoekziekenhuis werd behandeld. Toen ze kort daarna overleed, had
hij z'n plek in de Amsterdamse muziekscene al gevonden. Kowsoleea
speelde percussie in de band van Max Woiski junior, een bekende
Surinaamse latinmuzikant. In de loop van de jaren zeventig werd hij een
veelgevraagd freelancer. ‘Wally Tax, Jan Akkerman, Thijs van Leer, Hans
Dulfer: ik musiceerde met al die jongens.’ Hij stond op North Sea Jazz
en toerde de wereld over.
Alle
drugs zag hij voorbij komen: cocaïne, heroïne, opium, speed. Heroïne
gebruikte hij sporadisch, cocaïne regelmatig. ‘Als ik bij een optreden
coke gebruikte, kreeg ik extra energie en kon de hele nacht doorgaan. Ik
werd creatiever, maakte de mooiste improvisaties, raakte in een soort
trance. Een goddelijk gevoel.’
‘Je geest wordt verruimd; je
verlaat de gebaande paden. Soms kun je jezelf goed analyseren en beter
leren kennen. Op ontdekkingsreis gaan, noem ik dat. Maar verlies je de
controle over je gebruik, dan ga je snel en diep de put in. Een deel is
dus goed voor je leven, een ander deel niet. Die twee moet je zien te
scheiden en de grens daartussen is flinterdun. Ik had dat te laat door.’
Heroïne kwam pas in 1980 vol in beeld. Kowsoleea speelde met een
ensemble in Spanje toen hij werd getroffen door het ‘spijsolieschandaal’
(door vervuilde bakolie kwamen minstens vijfhonderd mensen om het leven
en raakten duizenden gehandicapt, red.). Zeven maanden lag hij in het
Amsterdamse Onze Lieve Vrouwe Gasthuis met een zeer ernstige
voedselvergiftiging. ‘Eten en drinken hield ik niet binnen; ik woog 40
kilo. Toen bood een Surinaamse muzikant me een shot heroïne aan. Ineens
kon ik wél voedsel binnenhouden. Ik dacht: dit is een wondermiddel.’
Tientallen
keren probeerde Kowsoleea af te kicken. ‘Dan wordt de heroïne eerst
vervangen door methadon. Dat vermindert de trek naar heroïne en houdt
het lichamelijke ontwenningsverschijnselen tegen. Maar als de methadon
er na een week of twee helemaal af gaat, beginnen de poppetjes alsnog te
dansen. Je moet overgeven, begint te zweten, krijgt diarree, hebt geen
eetlust, kan niet slapen. Al je emoties, waar de heroïne altijd een
warme deken over legde, komen vrij. Je ziet jezelf zitten op een bed in
een kale kamer van de Jellinek. Dan dringt het volle besef door. Op
emotioneel en creatief gebied sta je op nul. Nee, op min twee.’
‘Als je afkickt dringt het volle besef door: op emotioneel en creatief gebied sta je op nul’
Zonder heroïne kan hij zich niet op een natuurlijke manier ontspannen. ‘Als de heroïne verdwijnt, krijg je er leegte voor terug. Je voelt je
onzeker, bepaald niet swingend. Dat zit tussen je oren, niet in je
lichaam.’ De zucht naar het middel bleek altijd sterker dan zijn wil. ‘Verslaving is het herhaaldelijk terugvallen in een patroon.’ Voor hem
is vriendschap daar een belangrijk onderdeel van. ‘Als de dope op tafel
komt, wordt het gezellig. Je komt los, zit op dezelfde golflengte en
hebt goede gesprekken.’
Na
zijn eerste afkickpoging was hij zeven maanden clean. Langer nuchter
dan die periode in het midden van de jaren tachtig bleef hij nooit meer. ‘De kloof tussen wie je bent en wie je wilt zijn, wordt almaar groter.
Daardoor wordt de route naar herstel steeds moeilijker. Je hebt de boot
gemist en het alternatief, een saai en braaf leven leiden, is niet per
se aantrekkelijk.’ Op hoog niveau musiceren zat er niet meer in. ‘Zonder
de muziek, de liefde van mijn leven, voelde ik me eenzaam. Het was de
eenzaamheid die me altijd weer naar het gebruik toe dreef.’
Naarmate hij ouder werd, kreeg hij zijn drugsgebruik beter onder
controle. Meestal steekt hij één keer per dag het fietspad over naar de
heroïnepost van de GGD. Soms ook twee keer. De afgelopen week ging hij
vaker twee keer. ‘Ik heb net gehoord dat mijn zwager euthanasie krijgt
en mijn tweelingbroer uitgezaaide kanker heeft. Mijn hoofd zit vol
herinneringen en negatieve gedachten. Door de heroïne kan ik die
gedachten beter op een ander spoor zetten. Het verlicht mijn brein een
beetje.’
Terug op z'n kamer rookt hij geregeld cocaïne met zijn
beste vriend, een Surinaamse gebruiker, die hij al decennia kent - en
speelt Kowsoleea op zijn conga- en bongodrums. ‘Het drugsgebruik en de
muziek, dat geeft me nog plezier. Ik zit in een vicieuze cirkel waar ik
niet meer uit kom.’
JAN JORDAAN
Geboren: Bandung (Indonesië), 1941 Opleiding: Mulo, Hbs, Sociologie aan Universiteit Leiden Woonplek: Eigen woning in Den Haag Drugs: Gebruikte vanaf z'n 16de af en toe harddrugs.Gebruikte marihuana, opium en speed en kampte met een alcoholverslaving. Raakte in 1979 verslaafd aan het roken van heroïne en later ook aan het roken van cocaïne. Krijgt sinds 2004 methadon en zit sinds 2013 in een programma voor medicinale heroïneverstrekking.
Jan Jordaan (75) verhit met een aansteker wat heroïne op een stuk
aluminiumfolie. Via een kartonnen buisje tussen z'n lippen ademt hij de
kringelende damp in. Jordaan chineest op de rand van zijn bed in een
portiekflat van een Haagse Vogelaarwijk, waar hij samen met zijn
50-jarige, verslaafde dochter woont. De huiskat laveert er tussen
rondslingerende stapels papieren, boeken en gebruikersattributen:
mesjes, zilverpapiertjes, spiegeltjes.
Jordaans dochter loopt jachtig rond, alsof ze voortdurend iets kwijt is.
Even later staat ze aan zijn bed. ‘Pa, heb je een methadonpil voor me?’
Jordaan rommelt wat in het laatje onder het gebruikerstafeltje voor hem
en overhandigt dan een grotendeels uitgedrukte medicijnstrip.
Als 16-jarig ketelbinkie gebruikte Jordaan in 1957 voor het eerst
heroïne in de haven van Hong Kong. ‘Een oude Chinees sprak mij en wat
collega's aan op de kade. Hij vroeg: ‘Do you want to ride the dragon?’
Hij gaf me een pakje heroïne en een grote lucifer waar folie om
gewikkeld was. Daar kon ik mee chinezen.’ Het liep uit op een
teleurstelling. ‘Ik voelde me een beetje verwarmd, meer niet.’
Mateloos drank- en drugsgebruik: voor Jordaan was het als zeevarende
tiener normaal. Door de groepsdruk, zegt hij. Eigenlijk beviel alleen
drank hem goed. In 1962 snoof hij voor het eerst cocaïne, in een
hoerentent in de Colombiaanse stad Barranquilla.
Toen heroïne begin jaren zeventig zijn intrede in Nederland deed, ging
Jordaan opnieuw af en toe gebruiken. Hij kende het middel, had er geen
moreel bezwaar tegen, en excessief middelengebruik was na de zeevaart
altijd in zijn systeem blijven zitten. Bovendien zat Jordaan in een
Haagse horeca- en kunstenaarsscene, een hippiecultuur waarin
drugsgebruik geaccepteerd werd.
Een groot deel van zijn leven worstelde hij met drank en drugs, maar pas
in 1979 verloor de toen 38-jarige Jordaan de controle. Hij was
inmiddels ambtenaar bij de gemeente Den Haag, werd als troubleshooter op
moeilijke projecten gezet en kreeg de dagelijkse leiding over het
Haagse Drugcentrum Prinsegracht 39, een gemeentelijke gebruikersruimte
waar voornamelijk Surinaamse heroïneverslaafden kwamen.
Daar ontstond zijn
dagelijkse gebruik en afhankelijkheid van heroïne, en kort daarna ook
cocaïne. ‘Zien gebruiken, doet gebruiken: dat is mijn ervaring.’ Ook
zijn toen 16-jarige dochter raakte verslaafd aan heroïne.
Om
zijn verslaving te bekostigen ging Jordaan het criminele pad op. In 1983
werd hij veroordeeld tot vier jaar cel voor een bankoverval op een
Haags filiaal van de Slavenburg's Bank. Daarna zat hij om de haverklap
celstraffen uit, vooral voor drugssmokkel. In de gevangenis ging zijn
heroïnegebruik door. ‘Vrienden smokkelden het naar binnen.’
Tot
de bankoverval kickte Jordaan regelmatig af. Maar verwacht daarover geen
heftige verhalen. ‘Gewoon vier dagen goed ziek zijn en dan ging het
wel. Hoe dat kan? Omdat ik een harde ben, dat zal het wel zijn. Ik deed
het ook voor m'n dochter, die door haar gebruik echt naar de klote ging.
Ze reageert heftiger op drugs en heeft geen rem.’ Jordaans dochter
wilde niets liever dan afkicken, maar ging keer op keer onderuit. ‘Ze
vervloekt de eerste dag dat ze gebruikte. Ik niet.’
Waarom
ging ook hij altijd weer aan de drugs? ‘Het is lekker en je komt er
iedere keer weer mee in aanraking door de scene. Mijn hele vrienden- en
kennissenkring gebruikt.’ Na de bankoveral, die het definitieve einde
betekende van zijn huwelijk, huis en gemeentebaan, was hij zelden
langdurig clean. ‘De ijzeren wil ontbrak ook omdat ik te weinig had om
nuchter voor te leven. Dat is niet iets wat je op een dag bedenkt en
besluit; het loopt gewoon zo.’
‘Als ik niet gebruik, voel ik me
lusteloos. Voor mij zijn drugs medicatie tegen pijn.’ Jordaan weet dat
de kiem hiervoor in zijn achtergrond moet liggen. In 1947 werd hij als
6-jarige met zijn Indische ouders naar Nederland gerepatrieerd tijdens
de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Daarvoor, tijdens de Tweede
Wereldoorlog, zat hij met zijn moeder in een Jappenkamp. In Den Haag
groeide hij op met een agressieve, getraumatiseerde vader, een
KNIL-militair die dwangarbeider bij de Birma-spoorlijn was.
‘Saai is mijn leven zeker niet geweest, maar de prijs die ik ervoor heb betaald, is hoog’
Van
heroïne, dat lijkt op morfine maar een sterkere werking heeft, wordt
Jordaan rustig. ‘Heroïne is een zacht kussentje tussen mij en de harde
werkelijkheid: de onvermijdelijkheid van de dood, de monotonie van het
bestaan, de uitzichtloosheid. Je gaat toch de pijp uit.’ Van cocaïne
krijgt hij een opkikker. ‘Ik word er opgewekter van en praat wat meer.
Daarom is het zo'n goede combinatie met heroïne.’
Het grootste
gedeelte van de dag leest Jordaan boeken op zijn bed in een donkere
hoek, een 2,5 meter brede strook van de woonkamer. Aan de ene kant staat
een wandvullende boekenkast, aan de andere kant het bed, met ook daarop
boeken tegen de muur opgestapeld: van Freud en Kant tot spionageromans
van Ludlum. Af en toe zet zijn dochter wat eten en drinken op zijn
gebruikerstafeltje: een pecanbroodje, een glas limonade.
Dagelijks wordt Jordaan om kwart voor 1 opgehaald door een busje van
Regio Taxi Den Haag, dat hem naar de medicinale heroïneverstrekking
brengt. Hij slikt drie pilletjes methadon, een voorwaarde voor deelname.
Daarvan wordt hij niet high, maar het zorgt er wel voor dat de trek
naar heroïne afneemt. Daarna rookt hij onder toezicht heroïne. Thuis
gaat het gebruik met zijn dochter verder. Het wordt betaald van hun
uitkeringen.
Als Jordaan gebruikt, vindt hij zijn leven minder saai. ‘Normaal
gesproken lees ik alleen boeken, maar dan krijg ik ook belangstelling
voor andere dingen: vrouwen, televisie, films. Momenteel kijk ik met m'n
dochter naar The Walking Dead.’
Heeft zijn verslaving hem meer opgeleverd dan gekost? ‘Ik houd het op
een gelijkspel. Saai is mijn leven niet geweest, maar de prijs die ik
ervoor heb betaald, is hoog. Financieel en sociaal. M'n huwelijk en vele
vriendschappen zijn er kapot door gegaan. Er waren vrienden die vonden
dat ik mijn dochter verslaafd heb gemaakt.’ Is dat dan niet zo? ‘Ik vind
van niet.’
TON DE TOMBE
Geboren: Rotterdam, 1946 Opleiding: Grafische school Woonplek: Stichting Humanitas in Rotterdam Drugs:
Experimenteerde vanaf begin jaren zeventig met diverse drugs, waaronder
LSD en opium. Rookte vanaf 1974 tot 2000 heroïne. Nam na 2000 zelden
nog heroïne. Krijgt tot op de dag van vandaag dagelijks methadon en
gebruikt af en toe cocaïne. Blowt vanaf 1970 tot nu vrijwel dagelijks.
Ton de Tombe (70) woont in een Rotterdams tehuis voor oude
drugsgebruikers - maar noem hem geen verslaafde. ‘Dat zijn mensen die
zeven dagen per week en 24 uur per dag met scoren en gebruiken bezig
zijn. Ik kan nee zeggen tegen drugs. Ze kunnen het iedere keer voor m'n
neus zetten en dan kan ik iedere keer weigeren.’
Bij een MRI-scan in 2015 werd hersenschade geconstateerd, witte
stofafwijkingen, waardoor zijn geheugen is aangetast. De artsen noemden
langdurig drugsgebruik als oorzaak. ‘Het lijkt me sterk, hoor. Ik ken
mensen die tien keer zo veel hebben gebruikt en die hebben geen
hersenschade. Maar ja, als de experts het zeggen, zal het wel zo zijn.’
De Tombe rookte in 1974 voor het eerst heroïne bij vrienden thuis in
Rotterdam-Zuid. ‘Ik weet niet meer precies wie het me aanbood, wel hoe
heftig het aankwam. Ik moest kotsen en was daarna totaal van de wereld.
Het gevoel van een blowtje, maar dan tien keer zo sterk. Helemaal rustig
en mellow. Heerlijk.’
De vrienden met wie De Tombe gebruikte, maakten net als hij onderdeel
uit van een hippiescene. Het middelpunt was poppodium Eksit, het
Rotterdamse Paradiso van de jaren zeventig. De huisdealer was er nooit
ver weg. ‘Er werd flink geblowd en ook heroïne kon je er krijgen.’ De
Tombe had toen al met opium en LSD geëxperimenteerd. Heroïne spuiten
deed hij in die tijd één keer. ‘Krankzinnig lekker. Ik dacht: als ik
blijf spuiten, ga ik volledig aan het gas. Juist daarom stopte ik er
meteen mee.’
Maar ook aan heroïne roken raakte De Tombe verslaafd. ‘De volgende dag
voel je je zo klote dat je meteen weer wilt.’ Na een paar maanden wist
hij zijn dagelijkse gebruik te temperen met methadon. Volledig uit beeld
verdween heroïne niet. ‘Ik rookte het misschien een of twee keer per
maand en soms een periode wat vaker.’
De Tombe praat
laconiek over zijn drugsgebruik. ‘Als ik pijn aan m'n kop kreeg en
misselijk werd, had ik blijkbaar toch te lang aan de heroïne gezeten. Ik
ging dan als een speer naar de GGZ voor methadon.’
Begin jaren
tachtig kwam De Tombe, die een softdrugshandeltje runde, in aanraking
met cocaïne. ‘M'n klanten boden het aan.’ Ook die drugs beviel hem wel. ‘Als ik coke gebruikte, voelde ik me helder en flitsend. Maar cocaïne
nam ik ook niet zo vaak, hoor.’
Cocaïne
snuiven en heroïne roken: De Tombe deed het thuis aan de keukentafel in
Rotterdam-Zuid met vrienden en zijn vrouw, die al gebruikte voordat ze
hem kende. ‘Vergelijk het met de sfeer in een buurtkroeg. Het middel is
anders, maar de beweegredenen zijn hetzelfde. Het is lekker en
gezellig.’
Leven bij de dag, er is geen morgen: het adagium van
De Tombe in de jaren zeventig bleef bestaan. Zijn drugsgebruik zag hij
niet als een probleem en paste in zijn levensstijl. Af en toe waren er
baantjes: sjouwen in de haven, machinebankwerker in een scheepswerf,
tapijtleggen.
Lange tijd wist De Tombe aan de goede kant van de
lijn te blijven, al was de situatie rond 2000 even penibel. Hij had zich
verloren in dagelijks heroïnegebruik. ‘Ik denk hooguit een jaar.’ Op
eigen initiatief kickte hij thuis af. ‘De heroïne werd duurder en m'n
inkomsten gingen achteruit. Ik had geen trek om er lichamelijk en
financieel aan onderdoor te gaan. Mijn gedrag begon op dat van een
verslaafde te lijken.’
‘Ik beweer niet dat m'n leven
een groot succes is, maar een totale mislukking is het ook niet’
Hij
bleef geregeld cocaïne gebruiken en de methadon werd nooit helemaal
afgebouwd. Uit zijn zorgdossier, dat de Volkskrant met toestemming van
De Tombe mocht inzien, komt het beeld naar voren van een verslaafde man.
‘Ik ben het daar niet mee eens.’
Meerdere keren werd hij na
cocaïnegebruik in het ziekenhuis opgenomen. ‘Ik denk minder dan tien
keer.’ De eerste keer was in de jaren tachtig. ‘Wat er gebeurde? Geen
idee. Je wordt verward wakker in een ziekenhuis en kan je niets
herinneren. Het zal wel de slechte kwaliteit van de cocaïne of een te
grote hoeveelheid zijn geweest. Je schrikt je natuurlijk te pletter en
neemt je ernstig voor dat het niet meer mag gebeuren.’ Waarom ging hij
toch door? ‘Omdat het zo lekker is.’
Sinds de dood van zijn
vrouw woont hij in het Rotterdamse tehuis voor verslaafde ouderen. Het
verdriet was te groot, zegt hij. De Tombe verwaarloosde zichzelf, stopte
met eten en drinken, betaalde z'n rekeningen niet en nam zijn
epilepsiemedicatie en methadon niet op tijd in. Zijn woning moest
ontruimd worden.
In
zijn nieuwe kamer steekt hij regelmatig een blowtje op. ‘Niet elke dag,
ik denk vijf van de zeven dagen.’ Bij het uitgeefluik op de begane
grond krijgt hij dagelijks zijn pillen methadon, een relatief kleine
dosis van 45 milligram. De Tombe weet dat hij zonder de methadon
dezelfde afkickverschijnselen krijgt als van heroïne. ‘Dus waarom zou ik
stoppen? Ik heb geen zin om ziek te worden en hoef geen moeite voor de
methadon te doen. Het Ziekenfonds betaalt.’ Een keer bood een
medebewoner hem cocaïne aan. ‘Dat is dan een incidentje, hè.’ De cocaïne
viel verkeerd en De Tombe kwam bij in het ziekenhuis.
Hoe kijkt
hij terug op zijn leven? De Tombe lacht. ‘Ik zeg niet dat mijn leven
een groot succes is, maar een totale mislukking is het ook niet. Ik ben
een supergezellige vent met een ruime, positieve visie op het leven.
Hier zit een tevreden zeventigjarige.’
Vergrijzing van verslaafden
Er zijn in Nederland 220 opiaatgebruikers die ouder zijn dan 65 jaar. In
vrijwel alle gevallen gaat het hierbij om gebruikers van heroïne en/of
methadon.
Dat blijkt uit de Kerncijfers Verslavingszorg 2015 van de Stichting
Informatievoorziening Zorg (IVZ), een organisatie die de hulpvraag in de
Nederlandse verslavingszorg in kaart brengt. Het aantal van 220 is
waarschijnlijk redelijk precies, omdat oude heroïneverslaafden
grotendeels in beeld zijn bij verslavingsinstanties.
Regelmatig is er sprake van het gebruik van meerdere drugs door elkaar,
zoals heroïne en cocaïne. Van de 9.093 heroïnegebruikers die bij de
verslavingszorg geregistreerd staan, nemen 2.823 mensen cocaïne als
tweede middel. Over het totale aantal cocaïneverslaafden ouder dan 65
jaar worden in Nederland geen cijfers bijgehouden. De hulpvraag is wel
bekend. In 2015 waren er 76 mensen van 65 jaar en ouder die zich met een
cocaïneprobleem bij verslavingsinstanties meldden.
De groep heroïneverslaafden vergrijst. De gemiddelde leeftijd steeg van
41 jaar in 2005 naar 48 jaar in 2015. Van de 9.093 geregistreerde
heroïnegebruikers zijn er 2.344 ouder dan 55 jaar. Omdat er nauwelijks
nieuwe aanwas is, wordt de groep steeds kleiner. Volgens het
Trimbos-instituut komt dat onder meer door het slechte imago van heroïne
als ‘loserdrug’, de goede zorg in Nederland en de beschikbaarheid van
andere drugs die goedkoper zijn en minder gezondheidsrisico's met zich
meebrengen.