Harrie was nog geen 50 en John nog geen 60 toen de diagnose kwam: dementie
Bij mensen onder de 65 jaar met dementie wordt de diagnose vaak later gesteld dan bij ouderen. Hoe komt dat en wat zijn de gevolgen?
Illustraties: Megan de Vos
Odette Zeeuwen (48) vertelt haar relaas aan de keukentafel van haar
ruime, vrijstaande woning in een groene buurt in Venray. Even verderop
staart haar man Harrie (48) gezeten op een grote hoekbank in de
woonkamer voor zich uit. Op Odettes vraag ‘Wil je koffie?’ antwoordt
Harrie: ‘Koffie.’ Odette: ‘Een paar maanden geleden praatte hij nog, nu
herhaalt hij alleen het laatste woord dat ik zeg. Er is niets meer van
de oude Harrie over.’
Medio
2018 kreeg Harrie de diagnose frontotemporale dementie (FTD), na
alzheimer de meest voorkomende vorm van dementie bij mensen onder de 65
jaar. Odette: ‘Hij was toen al jaren ziek. De diagnose is erg laat
gesteld.’ Lange tijd kwam het niet in haar op dat haar man dementie zou
kunnen hebben. Bij dementie dacht ze aan oude mensen met
geheugenproblemen. ‘Maar Harrie is hartstikke jong en de
vergeetachtigheid kwam pas later. De problemen begonnen heel anders.’
Ze
toont een foto van hun trouwdag. Twee twintigers zitten verliefd naast
elkaar. Odette draagt een klassieke witte trouwjurk met sluier, haar man
een al net zo klassiek zwart pak. Door zijn studentikoze bril met ronde
glazen kijkt hij helder de camera in.
Harrie
was financieel directeur bij een bedrijf in de bouwsector. Hij zorgde
voor het inkomen, Odette voor hun dochter (19) en twee zoons (15 en 17).
Odette: ‘We waren een team, met Harrie een beetje als de leider van ons
gezin. Hij was niet een man van veel woorden, maar als hij iets zei,
was het raak. Dat trok me in hem aan. Hij scoorde op zijn werk met zijn
droge humor bij het presenteren van de jaarcijfers. Dan kreeg hij
iedereen aan het lachen.’
Odette
is ervan overtuigd dat het gedrag en karakter van haar man eind 2013 al
begon te veranderen. ‘Tijdens de crematie van mijn moeder sloeg hij
niet even een arm om de kinderen heen.’ Ze dacht: Harrie heeft het er
misschien zelf te moeilijk mee. Maar haar man was ineens ook niet meer
zo betrokken bij het voetbal van zijn oudste zoon. ‘Voorheen maakte hij
zich soms best druk langs de zijlijn. Op emotioneel gebied vlakte hij
af.’
In
2016 nam Harrie ontslag bij het bedrijf waar hij al vijftien jaar
werkte. Odette: ‘Een volstrekt impulsieve beslissing, een symptoom van
de ziekte.’ Ze kwam er pas achter toen ze de opzeggingsbrief zag liggen
op het bureau in zijn werkkamer. Boosheid en verdriet vochten om
voorrang. ‘We bespraken altijd alles samen. Ik dacht: hij heeft een
midlifecrisis of een burn-out.’
Zijn
gedrag werd soms dwangmatig. Odette: ‘Hij raakte verslaafd aan games op
zijn smartphone. Dan keek ik samen met de kinderen op de bank naar
Wie is de Mol? en speelde hij in zijn luie stoel Restaurant Story,
een game met honderd levels waarin je een restaurant begint. Ik riep
weleens: ‘Je haalt dat spel nu van je telefoon, anders ga je hier maar
weg!’ Maar daar reageerde hij niet op.’
Het
gedrag van haar man zorgde voor spanningen met de kinderen. Odette
vertelt uitgebreid hoe begaan Harrie altijd met de kinderen was geweest,
maar hoe hij niet thuis gaf toen hun dochter op kamers ging wonen en
hem vroeg te helpen met het aanvragen van studiefinanciering. ‘Mijn
dochter riep: ‘Interesseert het je nou helemaal niets dat ik op kamers
ga?’ De kinderen raakten vervreemd van hun vader. ‘Ze vroegen hem
uiteindelijk niets meer en lieten hem links liggen. Het zijn pubers,
hè.’
In
december 2017 kreeg Odette het idee dat er meer aan de hand was dan een
burn-out. ‘Tijdens onze wintersportvakantie speelden we met onze
kinderen
30 Seconds, een spel waarbij je woorden beschrijft die
anderen moeten raden. Wij zeiden bijvoorbeeld: ‘Gebouwen op elkaar
gestapeld’ en Harrie moest dan ‘flat’ zeggen.’ Maar haar man kwam niet
meer op de juiste woorden. ‘Mijn dochter zei: ‘Wat doet papa raar.’ Zijn
taal en spraak waren toen al aangetast.’
Begin
2018 bezocht Odette met haar man de huisarts. Die hield het op een
depressie en adviseerde Harrie om rust te pakken en ‘goed aan zichzelf
te denken’. Twee maanden later meldden ze zich opnieuw bij de huisarts.
Odette: ‘We hadden het over Harrie, maar het gesprek boeide hem niet.
Hij volgde met zijn ogen een vlieg die door de spreekkamer vloog.’
Wederom hield de huisarts het op een ‘depressie’, waarop Odette toch
aandrong op een MRI-scan.
Een
week na de MRI-scan van Harries hersenen zat Odette samen met haar man
en dochter in de spreekkamer van de neuroloog. ‘De uitslag is niet
goed’, zei de neuroloog. ‘Harries hersenen zijn
verkleind. Hij heeft de hersenen van een oude man.’ Haar dochter vroeg:
‘Aan welke leeftijd moet ik dan denken?’ De neuroloog stamelde: ‘Harrie
heeft de hersenen van een 90-jarige man.’
Na de fatale diagnose liepen ze terug naar de auto. Odette: ‘Ik zei tegen mijn man: ‘Je
hebt een zware vorm van dementie.’ Zijn reactie: ‘Wat eten we
vanavond?’ Ik keek naar mijn dochter en zei: ‘Papa begrijpt het allemaal
niet meer.’
Thuis
drong het besef snel door: een ernstig zieke vader en echtgenoot, en er
is geen medicijn dat hem beter kan maken. De vragen spookten door
Odettes hoofd. Wat staat Harrie en ons allemaal te wachten? Hoe moeten
we hiermee omgaan? En waarom dachten we zo lang dat het een burn-out
was?
Een
burn-out. John Vrijvogel (62) kreeg het ook te horen toen hij dertien
jaar eerder bij zijn bedrijfsarts langsging. Niet veel later verloor hij
zijn baan als technisch tekenaar in de bouw en belandde hij in de WAO.
‘Als er een flatgebouw werd gebouwd, moest ik bijvoorbeeld uittekenen
waar de afvoer van de toiletten en de verwarmingssystemen kwamen.’ Maar
John kon zich niet meer goed concentreren, raakte het overzicht kwijt.
‘Plots klopten de maten van mijn tekeningen niet meer.’
Drie
jaar geleden werd de juiste diagnose gesteld: Lewy body dementie, een
vorm van dementie die zowel bij jonge als oudere mensen voorkomt. ‘De
zoektocht duurde dus vijftien jaar’, concludeert John bedaard.
Hij
vertelt het in zijn slaap- en woonkamer in Heerma State, een centrum
voor wonen en zorg in Roosendaal met een aparte vleugel voor jonge
mensen met dementie. Naast hem zit Joke Roks (62), die als kunstenares
olieverfschilderijen en houtskooltekeningen maakt en die net als hij 39
jaar was toen ze een relatie met elkaar kregen. Aan hun voeten ligt een
Hollandse schapendoes, een vrolijke, langharige hond met donkere
sliertjes haar voor zijn ogen.
Dat
Lewy body dementie een ongrijpbare ziekte is, weet Joke inmiddels maar
al te goed. ‘Of John helder, verward, vrolijk of depressief is,
verschilt soms van dag tot dag en soms zelfs van uur tot uur.’ John:
‘Vandaag heb ik een goede dag.’ Tijdens het gesprek reageert hij soms
wat trager, maar meestal komt hij goed uit zijn woorden. Een enkele keer
vult Joke hem aan. John knikt dan.
In
de beginperiode van hun relatie woonden ze in het Brabantse
Prinsenbeek, in een huis dat John in zijn vrije tijd opknapte. Joke:
‘Hij was een lieve en zorgzame vent. Als hij maar dacht dat hij iets
vervelends tegen me had gezegd, wreef hij al over mijn rug om het voor
zijn gevoel goed te maken. Dan zei hij bijvoorbeeld dat de rode kool die
ik had gemaakt niet goed smaakte. En John maar wrijven. Daar werd hij
ook mee gepest. Dan zeiden mensen: ‘Moet je niet wrijven, John?’’
Net
als bij de man van Odette Zeeuwen had John in het begin van zijn
ziekteproces geen geheugenproblemen, maar waren het gedrags- en
karakterveranderingen die opvielen. Joke: ‘Om de onzinnigste dingen
begon hij ruzie te zoeken. Dan hing ik boven de bank een schilderij aan
de muur en vond hij die plek niet goed. Hij was dan in staat om
datzelfde schilderij op het toilet te hangen, puur om te pesten. Hij
wilde alles naar zijn hand zetten. Dat mondde uit in ellenlange
discussies.’ John werd tijdens die ruzies niet agressief, zegt hij.
‘Maar ik zat er soms wel tegenaan.’ Joke, bijna fluisterend tegen John:
‘Soms was je wel agressief, hè.’
Ook
de intimiteit verdween. Joke: ‘Hij zei: ‘Ik heb geen zin meer in dat
gedoe.’ Ik reageerde: ‘Als je zelf geen behoefte hebt, denk dan in ieder
geval aan mij.’ Maar dat deed hij niet. Dat lieve en zorgzame ging
ervan af.’
Voordat
John de juiste diagnose kreeg, passeerde een bonte stoet hulpverleners:
een seksuoloog, een relatietherapeut, psychologen, psychiaters,
neurologen. Tal van diagnoses werden gesteld. Joke met een minzaam
lachje: ‘Wat begon met relatieproblemen werd een burn-out, een depressie
en later een mix van autisme, narcisme, borderline en ADHD.’
Ze
deed zelf meermaals de suggestie van dementie, zeker toen het
kortetermijngeheugen van John begon te haperen. Joke: ‘Onze ervaring is
dat hulpverleners bij jonge mensen niet gauw aan dementie denken. Daar
komt bij dat Lewy body dementie sowieso moeilijk te diagnosticeren is.
De symptomen zijn divers en de lichamelijke en geestelijke achteruitgang
gaat geleidelijk en met schommelingen.’
Met
het uitblijven van de diagnose en het toenemen van de klachten werd de
situatie nijpender. John: ‘De onrustige nachten, die waren het ergste.’
Joke: ‘Zijn onrust uitte zich in nachtmerries. Het kwam weleens voor dat
hij midden in de nacht opeens boven op me zat, mijn keel dichtkneep en
me een hoek wilde geven. Soms gaf hij die ook.’ Joke zag dat John na dit
soort voorvallen soms vreselijk spijt kreeg. ‘Dan was hij weer helder
en wist hij precies wat er was gebeurd.’
Ook
merkte John dat het klussen in huis hem steeds moeilijker afging. ‘Als
je op een slecht moment geen schroef meer in een muur kunt draaien, kun
je dat niet geloven. Je denkt: ben ik nou gek aan het worden?’ John wist
dat het niet klopte, maar snapte niet waarom en bleef het proberen.
‘Langzamerhand dringt het besef door dat je ziek bent. Dan verdwijnt de
hoop. Je wordt angstig en depressief.’
Op
het moment dat hij de diagnose Lewy body dementie kreeg, was John een
jaar in de veronderstelling geweest dat hij de ziekte van Parkinson had.
Mensen met Lewy body dementie krijgen vaak verschijnselen die ook bij
parkinson voorkomen. John: ‘Ik had bijvoorbeeld last van spierkrampen in
mijn armen en benen, en tremoren, trillingen in mijn handen.’
Na
een jaar zaten John en Joke weer bij dezelfde neuroloog. Joke: ‘John
zei: ‘Ik weet niet wat voor pillen je me tegen mijn parkinsonklachten
hebt gegeven, maar het zijn heel goede. Ik ben nooit meer eenzaam. M’n
moeder en broer komen ’s nachts regelmatig op visite.’ Johns moeder en
broer waren al geruime tijd overleden. Het waren hallucinaties en
waanbeelden, ook een symptoom van zijn ziekte. Joke zucht: ‘Toen ging er
bij de neuroloog een lampje branden. Een hersenscan bevestigde een week
later zijn diagnose.’
Na
een summiere uitleg van de neuroloog liepen John en Joke nog vol vragen
de spreekkamer uit. Joke: ‘Als je thuis gaat googlen, dringt pas echt
tot je door dat John dus toch een vorm van dementie heeft.’
Alle
sores tijdens de zoektocht naar de juiste diagnose betekende het einde
van twintig jaar samenzijn. Een jaar voordat John eindelijk
duidelijkheid kreeg, was Joke bij hem weggegaan. Het breekpunt was een
dispuut over de vijver in de tuin van hun woning. Joke: ‘Hij zocht weer
eens ruzie en zei: ‘Ik wil dat die vijver verdwijnt.’ Ik riep: ‘Dan haal
je dat ding toch weg!’ Niet met de bedoeling dat hij dat daadwerkelijk
zou doen.’ Toen Joke op een middag thuiskwam, zag ze dat de vijver
gedempt was. John: ‘Ik had er een paar kruiwagens met zand in gestort,
dat was zo gebeurd. Ik was op dat moment even sterk en helder.’ Joke:
‘Ik dacht: ik red dit niet meer. En schreef me in voor een ander huis.’
Toch
was Joke John blijven begeleiden in de zoektocht naar de diagnose.
‘Diep in mijn hart wist ik dat er iets niet klopte.’ Bovendien had ze
gemerkt dat de meeste familieleden en vrienden van John het behoorlijk
lieten afweten. ‘Wie had er anders voor hem gezorgd? Ik ben altijd
blijven onthouden wie John echt was.’ Dat hij apathisch werd en zijn
empathie verloor, was volgens haar ook zo geleidelijk gegaan. ‘Ik bleef
energie in onze relatie steken, maar had niet het gevoel dat ik er iets
voor terugkreeg.’
Dat
John beseft dat hij dementie heeft, vindt ook Joke heel moeilijk. ‘Op
zich is het fijn dat John nog John is en je soms best een goed gesprek
met hem kunt hebben. Maar hij is nog steeds weleens verdrietig.’ Joke
vertelt dat hij veel dingen vergeet en dat het hem frustreert als hij
soms alledaagse handelingen, zoals het omgaan met een afstandsbediening,
niet meer kan uitvoeren. ‘Er zijn momenten waarop ik weleens denk: ik
wou dat hij het allemaal niet meer wist.’
John
mompelt wat protesterend. Joke, tegen hem: ‘Een tijdje terug voelde je
je depressief en gaf je aan dat we misschien maatregelen moeten nemen.
We hebben toen serieus over euthanasie gesproken. Nu zie je het allemaal
wat positiever in. De antidepressiva zijn verhoogd en je voelt je nu
wat beter.’ John: ‘Ik voel me wel beter, ja.’
Ook
Odette Zeeuwen kreeg relatieproblemen met haar man. ‘Als we niet zo’n
lang en goed huwelijk hadden gehad, was ik misschien wel bij Harrie
weggegaan.’ Lange tijd bleef ze hem het vertrouwen geven. ‘Hij wist
alles ook altijd zo goed.’ Het gedrag van haar man veranderde niet van
de ene op de andere dag. ‘Ik voelde dat er iets aan de hand was, maar
kon er gewoon mijn vinger niet op leggen. Dat gaat heel sluipend.’
Regelmatig sprak ze haar zorgen tegen hem uit. ‘Maar Harrie had geen
inzicht in zijn ziekte. Zijn karakter veranderde, maar dat had hij zelf
niet door. Hij zei dat het allemaal wel goed zou komen.’
Sommige
mensen met FTD blijven langere tijd in betere conditie, maar bij Harrie
gaat het hard, constateert Odette. Het grootste gedeelte van de dag
doet hij niets meer. ‘Als ik hem een grasmaaier geef, maait hij een baan
gras, laat de grasmaaier staan en loopt weer naar binnen. Hij ligt vaak
op bed en slaapt veel.’
Haar
man staat sinds kort op een wachtlijst voor permanente opname. ‘Ik heb
dit lang niet gewild, maar het is bijna geen keuze meer. De huidige
situatie is natuurlijk ook niet bevorderlijk voor de kinderen. Het
klinkt hard, maar zij zijn hun vader al een paar jaar kwijt.’ Odette wil
haar kinderen zo veel mogelijk ontzien, maar ook zij moeten soms voor
hun vader zorgen. ‘Als ik met mijn jongste zoon naar zijn
hockeyvereniging ga, moet mijn oudste zoon of dochter thuisblijven en
opletten dat hun vader niet zomaar de deur uitloopt.’ Ze merkt dat
Harrie een gevaar voor zichzelf wordt. ‘Hij heeft zo langzamerhand
professionele hulp nodig.’
Maar
het is niet alleen maar ellende, benadrukt Odette. Soms liggen ze onder
de tafel van het lachen. Dan zegt een van hun zonen: ‘Papa, gaan we
naar Amerika op vakantie? Ja?’ En dan zegt Harrie, die alleen het
laatste woord van een zin herhaalt, natuurlijk ‘ja.’ Odette: ‘Dit soort
flauwe grappen trekt ons er soms doorheen.’
Als
fulltimemantelzorger van haar man en met het draaiende houden van het
gezin zijn de dagen van Odette overvol. Toch kijkt ze voorzichtig naar
de toekomst. ‘Uiteindelijk zoek ik een baan en verhuizen we naar een
kleinere woning. Maar nu richt ik me op de kinderen en zorg ik dat ik
zelf ook rechtop blijf staan. We blijven positief en sterk. Dat had
Harrie ook gewild.’
Na
de diagnose werd ook voor Odette en de kinderen hulp ingeschakeld. In
het Alzheimercentrum Amsterdam, een expertisecentrum voor jonge mensen
met dementie, kregen ze emotionele ondersteuning en informatie over de
ziekte. Ze hoorden wat ze konden verwachten en hoe ze met dementie
kunnen omgaan. Odette is ook blij met de gespecialiseerde casemanager
die haar nog altijd coacht bij alles wat op haar afkomt. ‘Toch heb ik
nog steeds regelmatig het gevoel dat ik midden op zee zwem en niet weet
waar ik naartoe moet zwemmen.’
Toen
John de diagnose Lewy body dementie kreeg, zat hij vaak alleen op een
stoel in zijn flat, niet in staat initiatief te nemen en zijn dag in te
delen. John: ‘Ik werd gek van verveling, voelde me gefrustreerd en had
geen enkel zelfvertrouwen.’ Joke zocht hem dagelijks op. ‘Hij ging
lichamelijk en geestelijk hard achteruit. Ik dacht: als het in dit tempo
doorgaat, overlijdt hij binnen een half jaar.’
In
de periode na de diagnose knapte John op. Hij kwam snel in aanraking
met De Wiek, een dagbehandelingscentrum van Stichting Groenhuysen voor
jonge mensen met dementie. Lotgenotencontact, geheugentraining,
muziektherapie, dagelijkse lange wandelingen: John deed er al snel aan
mee. Joke, monter: ‘Hij kwam weer onder de mensen en werd een
gewaardeerd onderdeel van de groep.’ Ook met Joke, die als mantelzorger
overbelast was, ging het beter. Lachend: ‘Ik heb een casemanager die me
regelmatig op het matje roept om te vragen hoe het met me gaat.’
Uiteindelijk
bleek de verhuizing naar het woonzorgcentrum onvermijdelijk. John: ‘Ik
voel me hier nu veilig, omdat er 24 uur per dag iemand voor me
klaarstaat als het nodig is.’ Wat de vooruitzichten voor hem zijn, is
onduidelijk. ‘Of ik nog drie maanden, een half jaar of twee jaar leef,
er is niemand die het weet.’ Met de diagnose kwam ook de berusting.
Joke: ‘Zijn innerlijke onrust is minder. Hij werd milder.’ John knikt
beslist. ‘Zonder de juiste diagnose had ik hier niet meer gezeten.’
Late diagnose bij jonge mensen met dementie - experts duiden het thema
‘Bij
twintigers en dertigers komt dementie voor, maar is de kans extreem
klein’, zegt Freek Gillissen, psychiatrisch verpleegkundige van het
Alzheimercentrum Amsterdam, een diagnostiek- en behandelcentrum voor
mensen met dementie, dat onderdeel uitmaakt van Amsterdam UMC. In
de praktijk spreekt Gillissen vooral veertigers, vijftigers en
zestigers. En dat is jong, benadrukt hij. ‘Zeker in deze tijd, waarin
mensen ouder worden en actiever blijven. De mensen die wij zien, staan
midden in het leven. Meestal hebben ze een baan en soms nog thuiswonende
kinderen.’
Hoeveel
mensen in Nederland voor hun 65ste dementie krijgen, is onbekend. ‘Naar
het precieze aantal is nooit betrouwbaar en systematisch onderzoek
gedaan’, zegt Christian Bakker, die het onderzoeksprogramma ‘Dementie op
jongere leeftijd’ van het Radboudumc Alzheimercentrum leidt. ‘Momenteel
brengen wij het met een nieuwe studie in kaart.’
Vooralsnog
gaat Bakker uit van de schatting van Alzheimer Nederland: 12 duizend.
Andere schattingen, zoals die van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO),
liggen hoger: tussen de 17 en 26 duizend mensen. Als de cijfers van de
WHO kloppen, is 6 tot 9 procent van het totale aantal mensen met
dementie tussen de 40 en 65 jaar.
Bakker
stelde na onderzoek bij 235 jonge mensen met dementie vast dat de
diagnose bij deze mensen later wordt gesteld. Gerekend vanaf de eerste
symptomen is de diagnose bij jonge mensen gemiddeld na ongeveer
vierenhalf jaar bekend; uit vergelijkbaar onderzoek bij mensen boven de
65 jaar blijkt dat de diagnose bij hen gemiddeld anderhalf jaar eerder
wordt gesteld. Bakker: ‘Mensen denken er simpelweg niet aan dat dementie
ook op jonge leeftijd voorkomt. Dat geldt ook voor huisartsen en
bedrijfsartsen.’
Wat
het stellen van de juiste diagnose ook bemoeilijkt, is dat dementie bij
jonge mensen zich vaak anders manifesteert dan bij oudere mensen.
Bakker: ‘Zeker in het begin van het ziekteproces zijn het niet per se de
geheugenproblemen die opvallen. De cognitieve veranderingen zijn veel
subtieler: denk aan gedragsveranderingen, concentratieproblemen en het
verliezen van het overzicht.’
‘Vaak
beginnen de problemen op het werk’, zegt Freek Gillissen. ‘Als er
bijvoorbeeld een nieuw computersysteem wordt geïntroduceerd dat je niet
of nauwelijks meer begrijpt, heb je een probleem. Mensen verliezen soms
hun baan, krijgen financiële problemen, en er ontstaan relatieproblemen,
spanningen in het gezin en gedragsproblemen bij kinderen. Juist omdat
mensen midden in het leven staan, zijn de gevolgen vaak zeer ingrijpend,
zeker als een diagnose uitblijft.’